Voetbal Vlaanderen discrimineerde op grond van gezondheidstoestand door een assistent-scheidsrechter na blessure maar één slaagkans te geven voor fysieke testen. Voetbal Vlaanderen trof ook nadelige maatregelen tegen hem.
- Je kan hieronder de samenvatting van het oordeel en het volledige oordeel lezen.
- Je kan het oordeel ook downloaden in pdf-formaat.
Samenvatting oordeel
Situatie
De zaak gaat over fysieke testen die Voetbal Vlaanderen organiseert en waarvoor (assistent-)scheidsrechters elk voetbalseizoen moeten slagen om in hun categorie actief te kunnen blijven. Als ze niet slagen bij hun eerste deelname, mogen ze later in het voetbalseizoen herkansen. Als ze opnieuw niet slagen, degraderen ze naar een lagere categorie.
De indiener van de klacht is assistent-scheidsrechter. Door een blessure aan de achillespees kon hij in het voetbalseizoen 2022-2023 niet deelnemen aan de fysieke testen. Voetbal Vlaanderen voorzag in een specifieke regeling voor (assistent-)scheidsrechters die omwille van een zware, langdurige kwetsuur of ziekte de testen niet konden afleggen. Zij degradeerden niet, maar kregen het seizoen erna één kans om te slagen voor de fysieke testen, zonder herkansingsmogelijkheid. De indiener van de klacht legde de fysieke testen opnieuw af in oktober 2023 en slaagde niet voor één ervan. Voetbal Vlaanderen heeft hem daarop gedegradeerd.
De assistent-scheidsrechter diende een klacht in bij het Vlaams Mensenrechteninstituut en binnen Voetbal Vlaanderen omdat dit volgens hem een discriminatie was op grond van zijn gezondheidstoestand. Voetbal Vlaanderen organiseerde een onderzoekscommissie om zijn klacht te onderzoeken. Het Parket Voetbal Vlaanderen startte hierna een tuchtprocedure tegen hem, op initiatief van de Raad van Bestuur van Voetbal Vlaanderen. Hij werd uiteindelijk tijdelijk geschorst als lid van Voetbal Vlaanderen. Volgens de assistent-scheidsrechter gaat het om nadelige maatregelen tegen hem omdat hij discriminatie wilde aankaarten.
Beoordeling door de Geschillenkamer
Ontvankelijkheid
De Geschillenkamer moest eerst beoordelen of de klacht ontvankelijk is en ze deze dus kon beoordelen. Volgens Voetbal Vlaanderen was de volledige klacht onontvankelijk omdat er geen voorafgaande bemiddeling is geweest binnen het Vlaams Mensenrechteninstituut. De Geschillenkamer stelt vast dat de klacht op geldige wijze aan haar is bezorgd en dus ontvankelijk is.
De Geschillenkamer verklaart wel een specifiek onderdeel van de klacht onontvankelijk. Volgens de assistent-scheidsrechter discrimineerden andere werkingsregels van Voetbal Vlaanderen ook, op grond van leeftijd en geslacht. Omdat hij dat pas aanvoerde tijdens de procedure bij de Geschillenkamer en dat losstaat van de aangevoerde discriminatie in de oorspronkelijke klacht, kan de Geschillenkamer de bijkomende discriminaties niet onderzoeken in deze procedure.
Discriminatie op grond van gezondheidstoestand
Vervolgens moest de Geschillenkamer beoordelen of er sprake is van discriminatie op grond van gezondheidstoestand. De Geschillenkamer stelt vast dat Voetbal Vlaanderen een direct onderscheid maakte op grond van gezondheidstoestand door in een specifieke regeling te voorzien voor assistent-scheidsrechters die omwille van een zware, langdurige kwetsuur of ziekte de testen niet kunnen afleggen in het lopend voetbalseizoen. Tijdens het seizoen waarin de assistent-scheidsrechter omwille van zijn gezondheidstoestand niet kon deelnemen aan de fysieke testen, koppelde Voetbal Vlaanderen daaraan geen gevolgen. In het daaropvolgende seizoen moest hij net zoals andere assistent-scheidsrechters slagen voor de fysieke testen en bevond hij zich dus in een vergelijkbare situatie als andere assistent-scheidsrechters. Hij kreeg in dat seizoen echter maar één kans om deel te nemen aan de tests, terwijl andere assistent-scheidsrechters er twee kregen. Hij werd dus minder gunstig behandeld op grond van zijn gezondheidstoestand, in vergelijking met andere assistent-scheidsrechters.
Het testsysteem streeft een legitiem doel na: een blijvend hoog niveau van de arbitrage verzekeren. Voetbal Vlaanderen verwijst naar organisatorische redenen om de minder gunstige behandeling te rechtvaardigen. Louter organisatorische redenen kunnen echter niet volstaan als rechtvaardiging. Bovendien toont Voetbal Vlaanderen niet aan dat er een zware organisatorische belasting is en voorziet het in de werkingsmodaliteiten van het seizoen 2024-2025 wel in twee nieuwe kansen voor (assistent-)scheidsrechters die niet kunnen deelnemen aan de fysieke testen omwille van een zware, langdurige kwetsuur, ziekte of een andere uitzonderlijk ernstige situatie van overmacht. De Geschillenkamer oordeelt daarom dat er sprake is van een directe discriminatie op grond van gezondheidstoestand.
Behandeling van de discriminatieklacht en nadelige maatregelen
Voetbal Vlaanderen toont niet aan op welke wijze de klacht van de assistent-scheidsrechter door de onderzoekscommissie is behandeld, op welke motivatie diens conclusie steunde en welke waarborgen daar golden voor een onafhankelijke klachtbehandeling. Daarom is niet aangetoond dat Voetbal Vlaanderen de discriminatieklacht zorgvuldig heeft behandeld.
Het Gelijkekansendecreet verbiedt nadelige maatregelen (represailles) tegen een persoon die een discriminatieklacht indient. Wie stappen onderneemt tegen een vermeende discriminatie, mag daardoor geen nadeel ondervinden. De Geschillenkamer stelt vast dat de Raad van Bestuur bij de doorverwijzing van de klacht naar het Parket Voetbal Vlaanderen de aandacht vestigde op de klacht bij het Vlaams Mensenrechteninstituut. Zowel het Parket Voetbal Vlaanderen als de interne beoordelingsinstanties verwijzen in hun beoordeling van het dossier ook naar de discriminatieklacht en stellen dat de assistent-scheidsrechter discreet had moeten omgaan met zijn klachten. De tegen hem genomen sancties zijn dan ook niet vreemd aan zijn discriminatieklacht en de inhoud daarvan waardoor er sprake is van nadelige maatregelen.
Oordeel
De Geschillenkamer oordeelt dat:
- de klacht over discriminatie op grond van leeftijd en geslacht niet ontvankelijk is, omdat zij niet voorafgaand aan de procedure bij de Geschillenkamer werd ingediend bij het Vlaams Mensenrechteninstituut. De klacht over discriminatie op grond van gezondheidstoestand is wel op geldige wijze aan de Geschillenkamer bezorgd en is ontvankelijk;
- dat er sprake is van directe discriminatie op grond van gezondheidstoestand overeenkomstig het Gelijkekansendecreet;
- dat de afhandeling van de interne discriminatieklacht onvoldoende zorgvuldig is gebeurd en;
- dat er sprake is van represailles tegen de indiener van de klacht onder het Gelijkekansendecreet.
Aanbevelingen
Om de vastgestelde discriminatie te beëindigen, beveelt de Geschillenkamer Voetbal Vlaanderen aan:
- als individuele maatregel, de nadelige gevolgen van de discriminatie ongedaan te maken door de indiener van de klacht te laten deelnemen aan de testen voor de categorie waar hij deel van uitmaakte aan het begin van voetbalseizoen 2022-2023;
- als individuele maatregel, de sancties tegen de indiener van de klacht te beëindigen;
- als structurele maatregel, in de toekomstige werkingsmodaliteiten steeds dezelfde deelnamemogelijkheden aan de fysieke testen per voetbalseizoen te voorzien voor (assistent-)scheidsrechters die omwille van gezondheidstoestand een seizoen “buiten kader” werden geplaatst als voor andere (assistent-)scheidsrechters;
- als structurele maatregel, te waarborgen dat iedere klachtenbehandeling voldoet aan de procedurele vereisten en dat dit ook aantoonbaar is. Daarbij moet voldoende gemotiveerd worden waarom een beslissing in een bepaalde zin werd genomen;
- als structurele maatregel, waarborgen in te bouwen tegen represailles in haar procedure voor de behandeling van discriminatieklachten.
Volledig oordeel
De Geschillenkamer, samengesteld uit voorzitter Yves Thiery, bijzitter Line Hellemans en bijzitter Marie Spinoy, en bijgestaan door griffier Dorien Geeroms, spreekt het volgende oordeel uit:
Procedure
De Geschillenkamer heeft de klacht ontvangen op 2 september 2024.
De fase van het uitwisselen van standpunten en overtuigingsstukken werd afgerond op 11 december 2024. De Geschillenkamer ontving volgende stukken:
- het standpunt van de verweerster van 11 oktober 2024
- het antwoord van de indiener van de klacht van 12 november 2024
- het laatste antwoord van de verweerster van 11 december 2024.
De Geschillenkamer behandelde de zaak tijdens een hoorzitting op 16 januari 2025. Op de hoorzitting waren beide partijen aanwezig. De indiener van de klacht was zelf aanwezig. Voetbal Vlaanderen werd vertegenwoordigd door twee leidinggevenden, een persoon van het juridisch team en advocaten E. Matthys en K. Lebon.
De Geschillenkamer ontvangt een klacht pas nadat een poging tot bemiddeling is doorlopen bij de afdeling Eerstelijnsdienst en Bemiddeling van het Vlaams Mensenrechteninstituut.[1] Omwille van de vertrouwelijkheid van de bemiddeling mag de Geschillenkamer niet geïnformeerd worden over wat er zich tijdens de bemiddeling heeft afgespeeld.[2]
De Geschillenkamer beslist om het stuk uit het dossier dat inhoudelijk over de bemiddelingspoging gaat (stuk 2 van de verweerster) te weren. Dit wil zeggen dat de Geschillenkamer met dit stuk geen rekening houdt bij haar beoordeling.
Oordelen van de Geschillenkamer vermelden betrokken rechtspersonen bij naam, tenzij er gewichtige redenen zijn om dat niet te doen.[3]
De verweerster verzoekt het oordeel niet publiek te maken en minstens om het te anonimiseren. Omdat zij de enige decretaal erkende sportfederatie is die bevoegd is voor het ontwikkelen, organiseren en promoten van voetbal in Vlaanderen en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zou ook een geanonimiseerd oordeel tot haar herleid kunnen worden. De loutere associatie met een discriminatiezaak zou kunnen leiden tot aanzienlijke economische, financiële en reputationele nadelen. Tot slot is er volgens haar ook een risico op openbaarmaking van gevoelige bedrijfsinformatie.
De decreetgever heeft bepaald dat de Geschillenkamer haar oordelen steeds publiek bekendmaakt en dat de anonimisering van betrokken rechtspersonen daarbij slechts uitzonderlijk kan gebeuren.[4] De verweerster toont niet aan dat haar reputatieschade of economische schade verschilt van de algemene gevolgen voor iedere andere rechtspersoon die bij naam wordt genoemd in een oordeel. Het toestaan van de anonimisering op grond daarvan zou de regel van openbaarheid uithollen. De verweerster toont ook niet aan welke gevoelige bedrijfsinformatie publiek gemaakt zou worden met het oordeel. De Geschillenkamer wijst het verzoek om anonimisering af omwille van een gebrek aan gewichtige redenen.
Feiten
De indiener van de klacht is sinds januari 2020 actief als assistent-scheidsrechter in het amateurvoetbal in Vlaanderen. Daarvoor is hij aangesloten bij Voetbal Vlaanderen, de verweerster in deze zaak.
Voetbal Vlaanderen organiseert als erkende sportfederatie het amateurvoetbal in Vlaanderen. Ze ontwikkelt en organiseert de arbitrage binnen het amateurvoetbal en waarborgt de kwaliteit ervan. Dit omvat ook het verdelen van (assistent-)scheidsrechters over de verschillende afdelingen van het amateurvoetbal. Om dit mogelijk te maken deelt Voetbal Vlaanderen alle (assistent-)scheidsrechters onder in verschillende categorieën. Zij zijn dan actief in de afdeling van het amateurvoetbal gekoppeld aan hun categorie. In het seizoen 2022-2023 was de indiener van de klacht ingedeeld in de categorie 2D/AR voor assistent-scheidsrechters en dus actief in de tweede afdeling van het amateurvoetbal.
(Assistent-)scheidsrechters moeten voor elk voetbalseizoen slagen voor theoretische en fysieke testen.[5]Voetbal Vlaanderen organiseert deze testen. Ook worden de gefloten wedstrijden van (assistent-)scheidsrechters geëvalueerd. Op basis van deze evaluatie en de testresultaten bepaalt Voetbal Vlaanderen of (assistent-)scheidsrechters in hun categorie actief kunnen blijven dan wel in aanmerking komen voor een promotie naar een hogere categorie of demotie naar een lagere categorie. (Assistent-)scheidsrechters die niet slagen voor de testen, kunnen herkansen. Als ze ook na de herkansing niet geslaagd zijn, verplaatst Voetbal Vlaanderen hen naar een lagere categorie.
In de loop van 2022 kreeg de indiener van de klacht een blessure aan de achillespees. Hij was hiervan hersteld in januari 2023. Door zijn blessure kon hij niet deelnemen aan de fysieke testen in het seizoen 2022-2023. Deze gingen door in juli-oktober 2022.
Voor elk voetbalseizoen stelt Voetbal Vlaanderen de basisregels voor de arbitrage vast in de ‘werkingsmodaliteiten’. Voor seizoen 2022-2023 stond in deze werkingsmodaliteiten een specifieke regeling voor (assistent-)scheidsrechters die omwille van een zware, langdurige kwetsuur of ziekte de testen niet konden afleggen in dat seizoen. Deze (assistent-)scheidsrechters werden niet verplaatst naar een lagere categorie. Voetbal Vlaanderen plaatste hen tijdelijk ‘buiten kader’. Het seizoen erna kregen ze één kans om te slagen voor de testen van hun categorie.
Deze specifieke regeling gold voor de indiener van de klacht, die door zijn blessure niet kon deelnemen aan de testen in het seizoen 2022-2023. Hij kreeg daarom één kans om te slagen voor de testen in het seizoen 2023-2024. Hij legde de testen af in oktober 2023 en slaagde niet voor één van de fysieke testen. Voetbal Vlaanderen verplaatste hem daarop naar een lagere categorie.
Volgens de indiener van de klacht werd hij hierdoor gediscrimineerd op grond van zijn gezondheidstoestand. Hij diende daarom een klacht in bij het Vlaams Mensenrechteninstituut op 21 oktober 2023 en binnen Voetbal Vlaanderen op 11 december 2023.
Eén van de leidinggevenden van Voetbal Vlaanderen had een gesprek met de indiener van de klacht in februari 2024. Een onderzoekscommissie van de Koninklijke Belgische Voetbalbond onderzocht vervolgens zijn klacht en besloot dat er geen aanwijzingen van discriminatie waren.
Op 13 mei 2024 startte het Parket Voetbal Vlaanderen een tuchtprocedure tegen de indiener van de klacht, nadat de Raad van Bestuur van Voetbal Vlaanderen dit parket de opdracht had gegeven om de zaak te onderzoeken. Het Disciplinair Comité Voetbal Vlaanderen besliste op 27 juni 2024 om de indiener van de klacht te schrappen als lid van Voetbal Vlaanderen. Op 22 augustus 2024 zette het Beroepscomité deze schrapping om naar een effectieve schorsing tot en met 5 november 2024, gevolgd door een voorwaardelijke schorsing van 6 november 2024 tot en met 30 juni 2025.
De klacht werd op 2 september 2024 aan de Geschillenkamer bezorgd.
Standpunten partijen
Standpunt indiener klacht
De indiener van de klacht stelt dat Voetbal Vlaanderen hem discrimineerde op grond van zijn gezondheidstoestand, namelijk zijn blessure.
Hij vindt dat hij minder gunstig werd behandeld dan twee vergelijkbare groepen van personen:
- niet-geblesseerde (assistent-)scheidsrechters, en
- (assistent-)scheidsrechters die omwille van een zwangerschap niet kunnen deelnemen aan de testen.
Volgens hem vereist het discriminatieverbod dat (assistent-)scheidsrechters elk seizoen aan (minstens) twee testmomenten kunnen deelnemen, terwijl scheidsrechters die langdurig geblesseerd zijn maar één keer mogen deelnemen in het seizoen na hun blessure.
Niet-geblesseerde (assistent-)scheidsrechters krijgen wel elk seizoen twee kansen om de tests af te leggen. Geblesseerde en niet-geblesseerde (assistent-)scheidsrechters zijn volgens de indiener van de klacht vergelijkbaar. Het zijn immers (assistent-)scheidsrechters uit dezelfde categorie die zijn aangesloten bij Voetbal Vlaanderen en die jaarlijks de testen moeten afleggen om in hun categorie te mogen blijven.
De indiener van de klacht stelt dat hij op twee manieren ongunstiger is behandeld.
Ten eerste heeft Voetbal Vlaanderen hem onmiddellijk gedegradeerd naar twee categorieën lager omdat hij door zijn blessure niet kon deelnemen aan de testen voor seizoen 2022-2023. Voetbal Vlaanderen heeft hem dus verplaatst naar twee categorieën lager, ook al had hij doktersattesten bezorgd waaruit bleek dat hij fysiek niet in staat was om deel te nemen aan de testen. Er is daarom minstens sprake van indirecte discriminatie.
Ten tweede heeft Voetbal Vlaanderen hem in het seizoen 2023-2024 anders behandeld dan niet-geblesseerde (assistent-)scheidsrechters, door hem een testkans minder te geven.
Voetbal Vlaanderen verdeelt de groep (assistent-)scheidsrechters dus in twee groepen op basis van gezondheidstoestand. De indiener benadrukt dat er een groot nadeel is voor (assistent-)scheidsrechters met een blessure, ook al gaat het volgens Voetbal Vlaanderen om een voordeel. Een scheidsrechter die terugkeert uit een langdurige blessure moet immers een fysieke achterstand wegwerken. De testmomenten brengen elk seizoen ook veel stress met zich mee. Als een scheidsrechter niet slaagt, wordt deze immers onherroepelijk ‘gedegradeerd’. Om een lange carrière als scheidsrechter verder te zetten op het behaalde niveau, is het dus zeer belangrijk om te slagen voor de testen.
De indiener van de klacht wijst er ook op dat er buiten de periode juni-oktober geen testmomenten zijn tijdens het seizoen. Scheidsrechters die door een blessure in juni-oktober niet kunnen deelnemen aan de testen worden dan ook benadeeld voor een heel seizoen, zonder mogelijkheid om later tijdens het seizoen alsnog de testen af te leggen.
Als scheidsrechter die langdurig geblesseerd was, werd de indiener van de klacht ook anders behandeld dan scheidsrechters die omwille van een zwangerschap niet kunnen deelnemen aan de testen. Na een zwangerschap krijgen scheidsrechters immers twee seizoenen de kans om te slagen voor de testen; en dus meer tijd om te herstellen. Scheidsrechters die langdurig geblesseerd zijn, krijgen maar één seizoen de kans om te slagen voor de testen; en dus minder tijd om te herstellen.
De indiener van de klacht geeft aan dat, als hij ook een bijkomend seizoen uitstel zou hebben gekregen, hij een veel hogere slaagkans had gehad. Hij kon zijn revalidatie starten in januari 2023 en heeft intens getraind ter voorbereiding van de testen in oktober 2023. De pijn in zijn achillespees ging echter nooit volledig weg. Hij slaagde niet voor de intervaltest in oktober 2023, maar was toen ook verkouden. Volgens hem is er geen rechtvaardiging voor dit onderscheid tussen langdurig zieke of geblesseerde scheidsrechters (bijvoorbeeld omwille van kanker) en scheidsrechters na zwangerschap.
In zijn tweede standpunt bij de Geschillenkamer wijst de indiener van de klacht ook op andere discriminaties door Voetbal Vlaanderen, namelijk op grond van leeftijd en geslacht.
Volgens hem discrimineert Voetbal Vlaanderen op grond van leeftijd bij promotie van (assistent-)scheidsrechters vanuit het amateurvoetbal naar het profvoetbal. Om voor deze promotie in aanmerking te komen, moeten (assistent-) scheidsrechters een specifiek programma (‘TOP-BCORE’) doorlopen. In het seizoen 2023-2024 gold een leeftijdsvereiste voor toegang tot dat programma: scheidsrechters mochten op 30 juni 2023 maximaal 28 jaar zijn en assistent-scheidsrechters 31 jaar.[6] Als (assistent-)scheidsrechters niet in de hoogste categorie van het amateurvoetbal actief zijn, komen ze ook niet in aanmerking voor deelname aan het programma. Volgens de indiener van de klacht is er geen rechtvaardiging voor dit onderscheid dat enkel op leeftijd steunt en niet op de eigenlijke prestaties van de scheidsrechters.
Hij stelt dat er bij de toegang tot hetzelfde programma ook discriminatie plaatsvindt op grond van geslacht. Er gelden namelijk andere vereisten voor mannen en vrouwen, bijvoorbeeld andere na te streven vetpercentages.[7] Ook gelden voor de vrouwelijke scheidsrechters geen leeftijdsvereisten.
Als man die op 30 juni 2023 31 jaar oud was én actief was in een lagere amateurreeks, wordt hij door beide discriminaties getroffen. Hij had immers wel nog kunnen promoveren naar het profvoetbal als hij jonger dan 31 was geweest of een vrouw was geweest.
Verder meent de indiener van de klacht dat het werkplan van Voetbal Vlaanderen voor 2023-2024 een discriminerende voorrangsregel hanteert voor de promotie van (assistent-)scheidsrechters. Als meer (assistent-) scheidsrechters voldoen aan het promotiecriterium dan er plaatsen voor promotie zijn, geeft Voetbal Vlaanderen volgens hem voorrang aan vrouwelijke scheidsrechters, scheidsrechters van ten hoogste 27 jaar (uit de ‘BCORE’-groep) en scheidsrechters van ten hoogste 23 jaar (uit de ‘TOP-VCORE’-groep).[8] Hij wordt getroffen door deze voorrangsregel, als man en omdat hij ouder is dan 27.
De indiener van de klacht ervoer moeilijkheden om een discriminatieklacht in te dienen bij Voetbal Vlaanderen. Omdat zijn klacht gaat over het werkplan dat wordt opgesteld door leidinggevenden binnen de organisatie met veel macht over de arbitrage, wist hij niet bij wie hij zijn klacht kon indienen en was hij niet zeker dat zijn klacht voldoende onafhankelijk zou worden behandeld.
Bij de dienst die instaat voor ethiek en goed bestuur meldpunt Voetbal Vlaanderen vond hij geen mogelijkheid om over dit onderwerp klacht te doen. Op 11 februari 2023 diende hij zijn klacht in bij de dienst die instaat voor ethiek en goed bestuur binnen Voetbal Vlaanderen. Omdat hij in februari 2024 nog niets vernomen had, nam hij zelf terug contact op. Deze personen lieten hem weten dat ze benaderd waren door het Vlaams Mensenrechteninstituut en dat het traject daar volledig zou worden doorlopen. Vervolgens contacteerde hij de aanspreekpersoon integriteit Voetbal Vlaanderen, ook al stond die onder de directe leiding van één van de personen die het werkplan had opgesteld.
De indiener van de klacht stelt dat Voetbal Vlaanderen vanaf dan nadelige maatregelen tegen hem trof en hem onder druk zette omwille van zijn klacht bij het Vlaams Mensenrechteninstituut en zijn interne klacht. Zo moest hij op verhoor bij een leidinggevende van Voetbal Vlaanderen en bij een onderzoekscommissie van de Koninklijke Belgische Voetbalbond. Als reactie op zijn discriminatieklacht startte het Parket Voetbal Vlaanderen een tuchtprocedure tegen hem op waarbij het expliciet verwees naar zijn discriminatieklacht. De uitkomst van deze procedure was eerst zijn schrapping als lid, die in beroep werd omgezet naar een deels effectieve en deels voorwaardelijke schorsing. De laatste dag van zijn schorsing viel bovendien net een week na het laatste testmoment, waardoor hij ook in het seizoen 2024-2025 niet kon deelnemen aan de testen voor assistent-scheidsrechters. Hij moest daarom opnieuw een categorie zakken als assistent-scheidsrechter. Voetbal Vlaanderen was volgens hem perfect op de hoogte van deze nadelige gevolgen.
Standpunt verweerder
Voetbal Vlaanderen wijst erop dat de indiener van de klacht het onderdeel van zijn klacht over beweerde discriminaties op grond van leeftijd en geslacht pas na de verwijzing naar de Geschillenkamer heeft toegevoegd. De aangevochten regels houden ook geen enkel verband met de regeling voor geblesseerde (assistent-)scheidsrechters waarover de oorspronkelijke klacht gaat.
Dit onderdeel van de klacht is volgens Voetbal Vlaanderen onontvankelijk om twee redenen. Ten eerste is niet voldaan aan de doorverwijsvoorwaarden van artikel 13, §5 VMRI-decreet. Over dit onderdeel van de klacht is zelfs geen verzoek tot bemiddeling geweest. Ten tweede heeft de indiener niet het nodige direct belang bij deze uitbreiding van de klacht. Hij is immers niet benadeeld door de regels waarover dit onderdeel van de klacht gaat.
Voetbal Vlaanderen stelt dat de klacht over discriminatie op grond van gezondheidstoestand onontvankelijk is, omdat niet voldaan is aan de voorwaarden voor doorverwijzing van een klacht naar de Geschillenkamer in artikel 13, §5 VMRI-decreet. Binnen het Vlaams Mensenrechteninstituut heeft immers geen bemiddeling plaatsgevonden tussen de indiener van de klacht en Voetbal Vlaanderen. Voetbal Vlaanderen wenste de bemiddeling op te schorten zolang de interne discriminatieklacht door een onderzoekscommissie werd behandeld. Bovendien ontbreekt de vereiste instemming van de indiener van de klacht om zijn dossier naar de Geschillenkamer te verwijzen.
Volgens Voetbal Vlaanderen is er in ieder geval geen sprake van een discriminatie op grond van gezondheidstoestand. De indiener van de klacht levert geen feiten aan die zouden kunnen doen vermoeden dat hij gediscrimineerd werd op grond van gezondheidstoestand. Er is geen sprake van enig direct of indirect onderscheid op grond van gezondheidstoestand omdat er geen benadeling is in vergelijking met een andere persoon in een vergelijkbare situatie.
Voetbal Vlaanderen maakt in haar algemene regeling voor (assistent-)scheidsrechters geen direct onderscheid op grond van gezondheidstoestand. De beslissing om (assistent-)scheidsrechters te verplaatsen naar een lagere categorie gebeurt op basis van deelname aan de testen en de daarop behaalde resultaten. Er is dus geen (direct) verband met iemands gezondheidstoestand. De algemene regeling wordt gelijk toegepast op alle scheidsrechters die zich in vergelijkbare omstandigheden bevinden. Er kan dus geen sprake zijn van directe discriminatie.
De indiener van de klacht toont ook niet aan dat de algemene regeling zou resulteren in een bijzondere benadeling op grond van gezondheidstoestand. Door twee verschillende testmomenten in verschillende maanden te voorzien, wil Voetbal Vlaanderen al tegemoetkomen aan de mogelijke gevolgen die de neutrale bepaling op mensen met een bepaalde medische toestand zou kunnen hebben. Het merendeel van de scheidsrechters kan probleemloos aan de testen deelnemen.
Voetbal Vlaanderen is zich ervan bewust dat (assistent-)scheidsrechters mogelijk een legitieme reden hebben om niet te kunnen deelnemen, bijvoorbeeld gezondheidstoestand, en dat deze categorie niet vergelijkbaar is met (assistent-)scheidsrechters die geen geldige reden hebben voor niet-deelname. Daarom heeft ze in een specifieke regeling voorzien.
(Assistent-)scheidsrechters met een geldige reden voor niet-deelname worden buiten kader geplaatst en krijgen in het volgende seizoen de kans om aan één van de testmomenten nog deel te nemen. De indiener van de klacht vergelijkt zijn situatie onterecht met die van (assistent-)scheidsrechters die niet langdurig geblesseerd zijn geweest. Deze situaties zijn niet vergelijkbaar omdat langdurig geblesseerde (assistent-)scheidsrechters niet hebben deelgenomen aan de testen en Voetbal Vlaanderen voor deze groep in een specifieke gunstregel voorziet. Daarom kan onder deze gunstregel geen identieke testregeling vereist worden.
Aangezien deze gunstmaatregel is toegepast voor de indiener van de klacht, is hij ook niet benadeeld op grond van zijn gezondheidstoestand. Toen hij wegens zijn blessure niet kon deelnemen aan de testen voor seizoen 2022-2023, is hij buiten kader geplaatst met de mogelijkheid om het seizoen daarop een test af te leggen in zijn oorspronkelijke categorie.
Ook de vergelijking met (assistent-)scheidsrechters die omwille van zwangerschap niet kunnen deelnemen aan de testen gaat volgens Voetbal Vlaanderen niet op. De verdergaande gunstregel voor deze groep vormt geen benadeling voor de indiener van de klacht. De langere mogelijkheid om de testen af te leggen, steunt op het feit dat de zwangerschap en de postbevallingsperiode langer dan één voetbalseizoen duurt.
Voetbal Vlaanderen stelt dat de gehele regeling in ieder geval objectief gerechtvaardigd is, aangezien zij een legitiem doel nastreeft en de middelen om dit doel te bereiken passend en noodzakelijk zijn. Het systeem van jaarlijkse testen heeft als doel een blijvend hoog niveau van de arbitrage te verzekeren. (Assistent-)scheidsrechters moeten immers steeds paraat en fysiek geschikt zijn. Het systeem verzekert een consistente en objectieve beoordeling van de kwaliteit van de arbitrage, wat essentieel is voor het goede verloop van de voetbalcompetitie. Dat Voetbal Vlaanderen per niveau en categorie waarin (assistent-)scheidsrechters actief zijn, twee testmomenten organiseert, geeft al een bijkomende mogelijkheid aan de deelnemers om te slagen. De specifieke regeling onderstreept het proportioneel karakter van de regeling. Het biedt de betrokken (assistent-)scheidsrechters immers een passende en eerlijke mogelijkheid om hun kwalificaties aan te tonen. Dat de specifieke regeling niet opnieuw in twee verschillende testmomenten voorziet, is niet disproportioneel.
Tijdens hun herstel en revalidatie krijgen de betrokken (assistent-)scheidsrechters ook de kans om wedstrijden te leiden op een lager niveau en de trainingen en cursussen van hun eigen categorie bij te wonen. De regeling biedt (assistent-)scheidsrechters dus voldoende kansen om zich voor te bereiden op hun testmoment. Als de test hierna niet met succes wordt afgelegd, is degradatie echter noodzakelijk om de kwaliteit van de scheidsrechters te blijven waarborgen.
De indiener van de klacht eist verder ten onrechte dat Voetbal Vlaanderen op bijkomende momenten doorheen het seizoen testmomenten zou organiseren. Het is organisatorisch legitiem om de testmomenten gegroepeerd tijdens twee periodes te organiseren met een uiterlijke testdatum in oktober. Er moet immers tijdig een volledig overzicht zijn van de beschikbare (assistent-)scheidsrechters, om na te gaan in welke afdelingen er mogelijk een tekort aan (assistent-)scheidsrechters is.
Voetbal Vlaanderen wijst er ten slotte op dat de interne discriminatieklacht is behandeld in een bemiddelingsgesprek tussen de indiener van de klacht, het aanspreekpunt integriteit en enkele leidinggevenden van Voetbal Vlaanderen. De klacht werd grondig geanalyseerd, met als besluit dat er geen sprake was van discriminatie.
De tuchtprocedure die tegen de indiener van de klacht werd opgestart, kwam er als reactie op een brief van de indiener van de klacht die hij had doorgestuurd naar verschillende andere scheidsrechters. In deze brief stelde hij dat de specifieke regeling voor geblesseerde (assistent-)scheidsrechters discriminerend zou zijn. Hij trok ook de objectiviteit, integriteit en eerlijkheid van leidinggevenden in twijfel en beschuldigde Voetbal Vlaanderen van machtsmisbruik. Eén van de leidinggevenden maakte de zaak over aan een onafhankelijke onderzoekscommissie van de Koninklijke Belgische Voetbalbond die de beschuldigingen op een objectieve, onafhankelijke manier onderzocht. Omdat de beschuldigingen schadelijk zijn voor personen met een verantwoordelijke functie binnen Voetbal Vlaanderen en voor de werking en integriteit van Voetbal Vlaanderen, startte het Parket Voetbal Vlaanderen ook een tuchtprocedure op.
Beoordeling door de Geschillenkamer
De indiener van de klacht voert aan dat Voetbal Vlaanderen hem discrimineerde op grond van zijn gezondheidstoestand. Door de regeling voor (assistent-)scheidsrechters die in één voetbalseizoen hun fysieke testen niet konden afleggen omwille van blessure, kreeg hij in het seizoen erna één in plaats van twee kansen om te slagen voor de testen. Hij stelt ook dat Voetbal Vlaanderen zijn discriminatieklacht onzorgvuldig heeft behandeld en nadelige maatregelen tegen hem heeft getroffen. In een aanvulling bij zijn klacht stelt hij verder dat de regels rond promotie voor (assistent-)scheidsrechters en toegang tot een voorbereidingsprogramma voor het profvoetbal hem discrimineren op grond van geslacht en leeftijd.
De Geschillenkamer moet beoordelen of de klacht ontvankelijk is en ze deze dus kan beoordelen (I). Zij komt tot het besluit dat enkel de klacht op grond van gezondheidstoestand ontvankelijk is en moet dus onderzoeken of er sprake is van discriminatie op grond van gezondheidstoestand (II). Ten slotte moet de Geschillenkamer nagaan of Voetbal Vlaanderen de discriminatieklacht zorgvuldig heeft behandeld en nadelige maatregelen (represailles) heeft getroffen tegen de indiener van de klacht omwille van zijn klacht (III).
I. Ontvankelijkheid van de klacht
A. Klacht over discriminatie op grond van gezondheidstoestand
Volgens Voetbal Vlaanderen is de klacht over discriminatie op grond van gezondheidstoestand niet ontvankelijk omdat niet voldaan is aan de voorwaarden om een klacht naar de Geschillenkamer door te verwijzen. Er is volgens haar binnen het Vlaams Mensenrechteninstituut geen bemiddeling geweest tussen de indiener van de klacht en Voetbal Vlaanderen. Ook zou niet blijken dat de indiener van de klacht heeft ingestemd met de doorverwijzing van zijn dossier naar de Geschillenkamer.
Indieners kunnen een discriminatieklacht niet rechtstreeks voor de Geschillenkamer brengen. De Geschillenkamer ontvangt klachten slechts nadat een poging tot bemiddeling is doorlopen bij de afdeling Eerstelijnsdienst en Bemiddeling van het Vlaams Mensenrechteninstituut. Als de bemiddelingsopdracht niet tot een resultaat leidt of kan leiden, wordt de klacht met instemming van de indiener doorgestuurd naar de Geschillenkamer.[9] Omwille van de vertrouwelijkheid van de bemiddeling[10] mag de Geschillenkamer niet geïnformeerd worden over wat er zich tijdens de bemiddeling heeft afgespeeld.
De Geschillenkamer stelt vast dat de klacht op een correcte manier naar haar is doorgestuurd, en met name vergezeld is van een overdrachtsformulier dat is ondertekend door de indiener van de klacht.[11]
Artikel 16, §1 van het VMRI-decreet bepaalt:
“Nadat de klacht en de eventuele overtuigingsstukken conform artikel 13, §5, werden bezorgd aan de geschillenkamer, controleert de geschillenkamer of de klacht ontvankelijk is conform artikel 13, §3”.
Artikel 13, §3 van het VMRI-decreet somt de gevallen op waarin een klacht niet ontvankelijk is. Deze beperkte lijst verwijst niet naar de bemiddeling of naar de wijze waarop de klacht wordt doorgestuurd naar de Geschillenkamer. Deze elementen maken dan ook geen deel uit van de ontvankelijkheidsvereisten. Het komt niet aan de Geschillenkamer toe om zich uit te spreken over het verloop of de uitkomst van de bemiddeling door het Vlaams Mensenrechteninstituut. Dit is een beoordeling voor de bemiddelaar bij de afdeling Eerstelijnsdienst en Bemiddeling.[12] Wanneer een partij het niet eens is met die beoordeling kan die hierover beklag doen bij het Vlaams Mensenrechteninstituut.[13]
De klacht is op geldige wijze aan de Geschillenkamer bezorgd. Dit onderdeel van de klacht is dan ook ontvankelijk.
B. Klacht over discriminatie op grond van leeftijd en geslacht
In een aanvulling bij zijn klacht stelt de indiener van de klacht dat de regels rond promotie voor (assistent-)scheidsrechters en toegang tot een voorbereidingsprogramma voor het profvoetbal hem discrimineren op grond van geslacht en leeftijd.
Volgens Voetbal Vlaanderen is dit onderdeel van de klacht niet ontvankelijk. Dit onderdeel van de klacht is pas na de verwijzing naar de Geschillenkamer toegevoegd waardoor hierover zelfs geen verzoek tot bemiddeling is geweest. De indiener van de klacht zou ook niet het nodige belang hebben bij dit onderdeel van de klacht.
Tijdens de procedure voor de Geschillenkamer krijgen alle partijen de mogelijkheid om (minstens) twee keer hun standpunt kenbaar te maken aan de Geschillenkamer.[14] Beide partijen kunnen dus tijdens de procedure verduidelijkingen bezorgen aan de Geschillenkamer. In diens tweede standpunt kan de indiener aanvullingen doen op de oorspronkelijke klacht, bijvoorbeeld:
- nieuwe feiten aanbrengen om de omvang van de discriminatie te verduidelijken;
- een verdere discriminatie die verband houdt met de oorspronkelijke klacht toevoegen, bijvoorbeeld omdat zij voortkomt uit dezelfde situatie tussen de partijen;
- verduidelijken dat eenzelfde gedraging meerdere vormen van discriminatie uitmaakt ;
- of dat de aangevoerde discriminatie op meer dan één beschermd kenmerk steunt.
In al deze situaties ligt de aanvulling op de klacht al besloten in de oorspronkelijke discriminatieklacht.
In deze zaak heeft de indiener van de klacht de aangevoerde discriminatie op grond van leeftijd en geslacht voor het eerst vermeld in zijn tweede standpunt bij de Geschillenkamer. De oorspronkelijke discriminatieklacht heeft betrekking op een andere beweerde discriminatie, namelijk een beweerde discriminatie op grond van gezondheidstoestand bij de jaarlijkse testen die alle (assistent-)scheidsrechters moeten afleggen om te bepalen of zij voldoen aan de fysieke vereisten voor hun categorie (assistent-)scheidsrechters. De toegevoegde klacht over discriminatie op grond van leeftijd en geslacht gaat daarentegen over voorrangsregels bij de promotie van (assistent-)scheidsrechters en de toegangsvoorwaarden voor een voorbereidingsprogramma naar het profvoetbal. Het gaat om beoordelingen die losstaan van elkaar en die een andere doelstelling hebben. Het gaat dus om twee geheel afzonderlijke beweerde discriminaties.
Uit de stukken blijkt niet dat de aangevoerde discriminatie op grond van leeftijd en geslacht aan bod kwam tussen de partijen voorafgaand aan de procedure bij de Geschillenkamer. Ook blijkt niet dat beide aangevoerde discriminaties met elkaar verbonden zijn.
De Geschillenkamer stelt daarom vast dat de aangevoerde discriminatie op grond van leeftijd en geslacht losstaat van de discriminatie in de oorspronkelijke klacht en dat voor deze discriminatie geen klacht is ingediend bij het Vlaams Mensenrechteninstituut. De Geschillenkamer kan de aangevoerde discriminatie op grond van leeftijd en geslacht dan ook niet behandelen in deze procedure. De indiener van de klacht kan over deze aangevoerde discriminatie wel een nieuwe klacht indienen bij het Vlaams Mensenrechteninstituut, als ook aan de andere voorwaarden om een klacht in te dienen is voldaan.[15]
II. Discriminatie op grond van gezondheidstoestand
A. Algemene beginselen
Een directe discriminatie op grond van gezondheidstoestand vindt plaats wanneer:
- iemand minder gunstig wordt behandeld dan iemand anders in een vergelijkbare situatie;
- op grond van gezondheidstoestand (oorzakelijk verband).[16]
Er is sprake van indirecte discriminatie op grond van gezondheidstoestand wanneer:
- een op het eerste gezicht neutrale praktijk;
- personen omwille van gezondheidstoestand;
- kan benadelen in vergelijking met andere personen.[17]
Voor het vaststellen van een indirecte benadeling hoeft niet te worden vastgesteld dat personen met een beschermd kenmerk in de praktijk benadeeld worden, maar volstaat het om vast te stellen dat de betrokken praktijk een dergelijk effect kan hebben.[18]
Er is geen sprake van directe of indirecte discriminatie op grond van gezondheidstoestand wanneer de minder gunstige behandeling of praktijk objectief wordt gerechtvaardigd.[19] Dit is het geval wanneer de behandeling of praktijk een legitiem doel nastreeft en de middelen om dit doel te bereiken passend en noodzakelijk zijn. Als aan die voorwaarden is voldaan, moet ten slotte een afweging worden gemaakt tussen het nadeel voor personen met een of meer beschermde kenmerken en het belang van het nagestreefde doel (evenredigheid in de strikte zin).
De Geschillenkamer onderzoekt in twee stappen of een discriminatie bewezen is. De eerste stap is vervuld als de indiener van de klacht feiten aanvoert die het bestaan van een discriminatie kunnen doen vermoeden. Als de indiener van de klacht een vermoeden van discriminatie aanvoert, moet de verweerder vervolgens (in de tweede stap) bewijzen dat er geen sprake is van een discriminatie. De verweerder kan dit doen door het vermoeden van discriminatie te weerleggen of door de minder gunstige behandeling of benadelende praktijk te rechtvaardigen.[20]
De indiener van de klacht voert aan dat:
- hij maar één kans had om te slagen voor de testen;
- terwijl niet-geblesseerde (assistent-)scheidsrechters altijd twee kansen hebben;
- en dit omwille van zijn herstel na een blessure (gezondheidstoestand).
Volgens hem gaat het minstens om een indirecte discriminatie op grond van gezondheidstoestand.
Voetbal Vlaanderen stelt dat zij de indiener van de klacht niet heeft benadeeld. Zij heeft integendeel een gunstregeling toegepast voor (assistent-)scheidsrechters in zijn situatie, door hem in het seizoen na zijn afwezigheid nog één testkans te geven. In ieder geval is deze regeling volgens haar objectief gerechtvaardigd om de kwaliteit van de (assistent-)scheidsrechters te waarborgen.
B. Onderscheid op grond van gezondheidstoestand
1. Direct onderscheid op grond van gezondheidstoestand
De specifieke regeling die op de indiener van de klacht werd toegepast, is als volgt geformuleerd in de werkingsmodaliteiten van Voetbal Vlaanderen voor 2022-2023:
“(Assistent)-scheidsrechters die omwille van een zware, langdurige kwetsuur of ziekte de testen op geen enkel moment van het lopende seizoen kunnen afleggen, worden buiten kader gezet. Het er op volgende seizoen bieden zij zich aan op een testmoment naar keuze waar zij éénmalig de kans krijgen om te slagen en opnieuw in hun oorspronkelijke categorie opgenomen te worden.”
De werkingsmodaliteiten maken dus een onderscheid tussen een algemene regeling en deze specifieke regeling voor (assistent-)scheidsrechters die omwille van een zware, langdurige kwetsuur of ziekte de testen niet kunnen afleggen in dat voetbalseizoen. De specifieke regeling geldt wanneer de gezondheidstoestand van (assistent-)scheidsrechters het voor hen onmogelijk maakt om de fysieke testen af te leggen.
De Geschillenkamer stelt dan ook vast dat Voetbal Vlaanderen een direct onderscheid maakt op grond van gezondheidstoestand. Langdurig zieke en geblesseerde (assistent-)scheidsrechters worden op grond van hun gezondheidstoestand anders behandeld dan andere (assistent-) scheidsrechters.
2. Minder gunstige behandeling op grond van gezondheidstoestand
Volgens de indiener van de klacht behandelt deze specifieke regeling hem minder gunstig, terwijl Voetbal Vlaanderen stelt dat de specifieke regeling een gunstregeling uitmaakt voor (assistent-)scheidsrechters in zijn situatie. De Geschillenkamer moet dan ook nagaan of het direct onderscheid in de werkingsregels een minder gunstige behandeling op grond van gezondheidstoestand inhoudt.
De specifieke regeling die op de indiener van de klacht werd toegepast heeft twee componenten. Tijdens het seizoen waarin een (assistent-)scheidsrechter omwille van zijn gezondheidstoestand niet kan deelnemen aan de fysieke testen, bepaalt de regeling dat daar geen gevolgen aan gekoppeld zullen worden. In het daaropvolgende seizoen moeten de (assistent-)scheidsrechters wel slagen voor de testen en krijgen ze daarvoor één kans.
Door voor één seizoen geen gevolgen toe te kennen aan het niet-afleggen van de testen erkent Voetbal Vlaanderen de specifieke situatie van (assistent-)scheidsrechters die door hun gezondheidstoestand niet de mogelijkheid hebben om deel te nemen aan fysieke tests die andere scheidsrechters wel hebben. De Geschillenkamer waardeert dat Voetbal Vlaanderen een regeling heeft willen uitwerken om hieraan tegemoet te komen.
De regeling gaat ervan uit dat de betrokken (assistent-)scheidsrechters het daaropvolgende seizoen weer kunnen deelnemen aan de testen, om na te gaan of zij voldoen aan de fysieke vereisten van hun categorie. Zij moeten net zoals andere (assistent-)scheidsrechters slagen voor de tests en bevinden zich dus in een vergelijkbare situatie in het licht van de doelstelling van de tests. Zij krijgen in dat seizoen echter één kans om deel te nemen aan de tests, terwijl andere (assistent-)scheidsrechters twee kansen krijgen. Als zij niet slagen voor de tests, moeten zij zakken naar een lagere categorie.
(Assistent-)scheidsrechters op wie deze regeling werd toegepast, zoals de indiener van de klacht, werden hierdoor dus effectief minder gunstig behandeld op grond van gezondheidstoestand in vergelijking met andere (assistent-)scheidsrechters. De Geschillenkamer moet nagaan of deze minder gunstige behandeling op grond van gezondheidstoestand gerechtvaardigd is.
C. Rechtvaardiging
1. Legitiem doel
Het systeem van de fysieke testen, georganiseerd door Voetbal Vlaanderen, heeft als doel een blijvend hoog niveau van de arbitrage te verzekeren door een consistente en objectieve beoordeling van de (assistent)-scheidsrechters. Op die manier draagt het systeem bij aan het goede verloop van de voetbalcompetitie. Het systeem streeft dus een legitiem doel na.
2. Passende en noodzakelijke middelen
Voor het passend en noodzakelijk karakter van de regeling verwijst Voetbal Vlaanderen naar organisatorische redenen. De regeling moet toelaten dat er tijdig een volledig overzicht is van de beschikbare (assistent-)scheidsrechters, om het volgende seizoen te kunnen organiseren.
De Geschillenkamer wijst er ten eerste op dat louter organisatorische redenen niet kunnen volstaan als rechtvaardiging voor een minder gunstige behandeling.[21] Bovendien toont Voetbal Vlaanderen niet aan op welke wijze er sprake zou zijn van een zware organisatorische belasting. De minder gunstige behandeling kon vermeden worden door de personen in de situatie van de indiener van de klacht te laten deelnemen op al voorziene testmomenten. Voetbal Vlaanderen moest daarvoor dus geen afzonderlijke testmomenten organiseren.
De Geschillenkamer stelt verder vast dat Voetbal Vlaanderen in de werkingsmodaliteiten voor 2024-2025 wel twee deelnamekansen voorziet onder de specifieke regeling voor (assistent-)scheidsrechters die niet kunnen deelnemen ‘omwille van een zware, langdurige kwetsuur, ziekte of enige andere uitzonderlijk ernstige situatie van overmacht’.[22] Voetbal Vlaanderen heeft ook tijdens de zitting aangegeven dat ze vanaf volgend werkingsjaar aan (assistent-)scheidsrechters in de situatie van de indiener van de klacht twee kansen zal aanbieden. Ten slotte blijkt het organisatorisch ook mogelijk voor andere groepen verdergaande uitzonderingen te voorzien, zoals voor (assistent-)scheidsrechters die terugkeren uit zwangerschap.
Voetbal Vlaanderen toont dan ook niet aan dat de minder gunstige behandeling passend of noodzakelijk is om de doelstelling te bereiken. De Geschillenkamer oordeelt daarom dat er sprake is van een directe discriminatie op grond van gezondheidstoestand.
III. Zorgvuldige behandeling van de discriminatieklacht en nadelige maatregelen (represailles)
A. Behandeling van de discriminatieklacht
Volgens de indiener van de klacht ondervond hij moeilijkheden om bij Voetbal Vlaanderen een discriminatieklacht in te dienen die onafhankelijk zou worden behandeld. Hij stelt ook dat Voetbal Vlaanderen hem onder druk zette en nadelige maatregelen trof tegen hem omdat hij discriminatieklachten had ingediend bij het Vlaams Mensenrechteninstituut en bij Voetbal Vlaanderen. Volgens hem uitte zich dat onder meer in een verhoor bij één van de leidinggevenden van Voetbal Vlaanderen en bij een onderzoekscommissie van de Koninklijke Belgische Voetbalbond. Hij verwijst bovendien naar de tuchtprocedure tegen hem en de uitkomst daarvan.
De Geschillenkamer herinnert eraan dat het discriminatieverbod niet enkel oplegt om af te zien van behandelingen die een discriminatie inhouden, maar ook positieve verplichtingen met zich meebrengt. Dat betekent dat voor wie goederen en diensten aanbiedt, er ook plichten bestaan om discriminatie te voorkomen, aan te pakken en, als er melding van gemaakt wordt, deze meldingen zorgvuldig te behandelen.[23] Dat vereist een kwalitatief en objectief onderzoek van de klacht.
Zo moet de indiener van de klacht gehoord worden en betrokken worden bij het onderzoek. De klacht moet binnen een redelijke termijn en vertrouwelijk worden behandeld. Aan het onderzoek moeten passende maatregelen worden verbonden en over de uitkomst van het onderzoek moet worden teruggekoppeld naar de indiener van de klacht. Een klacht is ook niet zorgvuldig behandeld wanneer aan de klacht represailles worden verbonden (zie B. Nadelige maatregelen verbonden met de discriminatieklacht).
De concrete draagwijdte van deze procedurele vereisten staat onder meer in verhouding tot de omvang en de organisatorische en financiële draagkracht van de verweerder.
De Geschillenkamer waardeert de inspanningen van Voetbal Vlaanderen in haar ruimere beleid tegen discriminatie en in het opvolgen van discriminatieklachten.
Deze specifieke interne discriminatieklacht heeft geleid tot een gesprek met één van de leidinggevenden van Voetbal Vlaanderen en twee andere personen, waaronder een aanspreekpersoon integriteit en tot een onderzoek door een onderzoekscommissie van de Koninklijke Belgische Voetbalbond. Het valt niet uit te sluiten dat de indiener van de klacht een leidinggevende in de organisatie en een verhoor door een onderzoekscommissie als intimiderend kon ervaren. Dat geldt des te meer omdat hij enkel de aanspreekpersoon integriteit wilde contacteren.
Voetbal Vlaanderen toont niet aan op welke wijze de klacht door de onderzoekscommissie is behandeld, op welke motivatie diens conclusie steunde en welke waarborgen daar golden voor een onafhankelijke klachtbehandeling.
De Geschillenkamer stelt bijgevolg vast dat Voetbal Vlaanderen niet heeft aangetoond dat zij de discriminatieklacht zorgvuldig heeft behandeld op deze punten.
B. Nadelige maatregelen verbonden met de discriminatieklacht
Het Gelijkekansendecreet verbiedt nadelige maatregelen (represailles) tegen een persoon die intern of extern een discriminatie meldt of een discriminatieklacht indient.
Represailles vinden plaats wanneer:
- door of in het voordeel van iemand een melding of klacht wordt gedaan over een beweerde discriminatie zoals verboden in het Gelijkekansendecreet;
- en degene waartegen de klacht is gericht (‘de verweerder’) nadelige maatregelen treft tegen die persoon:
- behalve als deze nadelige maatregelen vreemd zijn aan (de inhoud van) de klacht of de melding.[24]
Het verbod op represailles betekent dus dat wie stappen onderneemt omdat die meent dat er sprake is van een discriminatie, daardoor geen nadeel mag ondervinden. Dat is zo ongeacht of de discriminatieklacht gegrond is, dus ook wanneer volgens een persoon sprake is van discriminatie maar uiteindelijk wordt vastgesteld dat dat niet het geval is. De vrees voor represailles kan immers ontmoedigend werken om een melding te doen of klacht in te dienen, en kan daarom de effectieve bescherming tegen discriminatie ernstig in gevaar brengen.[25]
De bescherming tegen represailles geldt voor interne en externe discriminatieklachten, dus zowel voor klachten bij de organisatie waar de beweerde discriminatie plaatsvond als voor een klacht bij het Vlaams Mensenrechteninstituut.[26] Om bescherming tegen represailles te genieten, moet de betrokken persoon aantonen dat er een discriminatieklacht werd ingediend.[27]
Als de verweerder represailles treft tegen de indiener van de klacht, binnen de twaalf maanden nadat de verweerder op de hoogte was of redelijkerwijs op de hoogte kon zijn van de klacht, moet die bewijzen dat de nadelige maatregel geen verband houdt met de discriminatieklacht of de inhoud ervan.[28]
In deze zaak diende de indiener van de klacht een discriminatieklacht in bij Voetbal Vlaanderen op 11 december 2023 en bij het Vlaams Mensenrechteninstituut op 21 oktober 2023. Het verbod op represailles geldt voor beide discriminatieklachten. Voetbal Vlaanderen was minstens vanaf 11 december 2023 op de hoogte van het feit dat de indiener van de klacht een discriminatie wilde aankaarten. Het is dan ook aan haar om te bewijzen dat enige nadelige maatregelen die zij binnen de twaalf maanden daarna heeft genomen, geen verband houden met de discriminatieklacht of de inhoud ervan.
Op 31 april 2024 heeft de Raad van Bestuur van Voetbal Vlaanderen de opdracht gegeven aan het Parket Voetbal Vlaanderen om te onderzoeken of de indiener van de klacht inbreuken heeft begaan tegen het Bondsreglement van de Koninklijke Belgische Voetbalbond, waar Voetbal Vlaanderen deel van uitmaakt.
Het verslag dat de Raad van Bestuur aan het Parket bezorgde, vermeldt onder meer dat de indiener van de klacht een discriminatieklacht had ingediend bij het Vlaams Mensenrechteninstituut. De Raad van Bestuur stuurde ook een brief door die de indiener van de klacht zou hebben opgesteld en ondertekend voor anderen, waarin hij Voetbal Vlaanderen en specifieke personen beschuldigt van onder meer discriminatie. Het Parket besloot een tuchtprocedure op te starten. Die resulteerde in eerste instantie in de schrapping van de indiener van de klacht als lid van Voetbal Vlaanderen, wat later in beroep werd omgezet naar een tijdelijke schorsing.
Het Bondsreglement vereist onder meer dat leden, zoals de indiener van de klacht, zich onthouden van daden die schade kunnen berokkenen aan de bond, zijn clubs of zijn aangeslotenen.[29] In de vordering van het Parket van 13 mei 2024 stond dat de inbreuk door de indiener van de klacht eruit bestaat dat hij bondsinstanties en leden beschuldigt “zonder enige tastbare grond, van gebrek aan integriteit, onkunde, discriminatie, machtsmisbruik, nepotisme, gebrek aan eerlijkheid, favoritisme, etc….”.
In de beroepsprocedure verwees het Parket ook herhaaldelijk naar de klachtenprocedure bij het Vlaams Mensenrechteninstituut.
Het disciplinair comité arbitrage besliste op 27 juni 2024 dat de indiener van de klacht het Bondsreglement heeft geschonden en dat hij dus als lid geschrapt moet worden. Het disciplinair comité stelde onder meer dat de indiener met de inhoud van de brief discreet had moeten omgaan aangezien die inhoud zeer belastend en schadelijk is. De indiener van de klacht ging in beroep tegen deze beslissing. Het beroepscomité bevestigde op 22 augustus 2024 dat de inhoud van de brief schade zou kunnen berokkenen aan de Voetbalbond of zijn aangeslotenen en dat dit volstaat om een inbreuk vast te stellen.
De Geschillenkamer stelt vast dat de beslissingen van het disciplinair comité en het beroepscomité geen onderscheid maken tussen de klacht over discriminatie en de andere inhoud van de brief.
De Geschillenkamer stelt ook vast dat de Raad van Bestuur bij de doorverwijzing naar het Parket Voetbal Vlaanderen de aandacht vestigde op de klacht ingediend bij het Vlaams Mensenrechteninstituut. Het Parket motiveerde haar vordering bovendien deels op de beschuldiging van discriminatie door de indiener van de klacht en op de klacht bij het Vlaams Mensenrechteninstituut.
Ten slotte stellen het Parket Voetbal Vlaanderen, het disciplinair comité en het beroepscomité dat de indiener van de klacht discreet had moeten omgaan met zijn klachten, waaronder deze over discriminatie, aangezien ze schadelijk konden zijn voor (leidinggevende personen bij) Voetbal Vlaanderen. Daarom besluiten zij dat de indiener van de klacht sancties moet krijgen.
Daaruit blijkt dat de sancties niet vreemd zijn aan de discriminatieklacht en de inhoud van de klacht. De Geschillenkamer besluit daarom dat het verbod op represailles in het Gelijkekansendecreet is geschonden.
Op de zitting heeft Voetbal Vlaanderen gesteld dat de sancties niet aan haar toerekenbaar zijn omwille van de onafhankelijke werking van het Parket Voetbal Vlaanderen en de oordelende instanties. De Geschillenkamer kan dit argument niet aanvaarden. Ten eerste gaat het om een interne onafhankelijkheid. Het Parket Voetbal Vlaanderen en de beoordelingsinstanties werken onafhankelijk van elkaar, maar maken wel deel uit van de organisatie van Voetbal Vlaanderen die dan ook de eindverantwoordelijkheid draagt voor de beslissingen van deze organen. Voetbal Vlaanderen moet bijgevolg de nodige waarborgen voorzien in haar werking, zodat haar leden geen represailles voor een discriminatieklacht ondervinden. Ten tweede ondernam het Parket Voetbal Vlaanderen actie tegen de indiener van de klacht op uitdrukkelijke uitnodiging van de Raad van Bestuur van Voetbal Vlaanderen, die het Parket Voetbal Vlaanderen onder meer de info bezorgde dat de indiener een klacht had ingediend bij het Vlaams Mensenrechteninstituut.
De Geschillenkamer oordeelt dan ook dat Voetbal Vlaanderen represailles heeft getroffen tegen de indiener van de klacht en zo het Gelijkekansendecreet heeft geschonden.
Oordeel van de Geschillenkamer
De Geschillenkamer oordeelt dat:
- de klacht over discriminatie op grond van leeftijd en geslacht niet ontvankelijk is, omdat zij niet voorafgaand aan de procedure bij de Geschillenkamer werd ingediend bij het Vlaams Mensenrechteninstituut. De klacht over discriminatie op grond van gezondheidstoestand is wel op geldige wijze aan de Geschillenkamer bezorgd en is ontvankelijk;
- dat er sprake is van directe discriminatie op grond van gezondheidstoestand overeenkomstig het Gelijkekansendecreet;
- dat de afhandeling van de interne discriminatieklacht onvoldoende zorgvuldig is gebeurd en;
- dat er sprake is van represailles tegen de indiener van de klacht onder het Gelijkekansendecreet.
Aanbevelingen van de Geschillenkamer
Om de vastgestelde schendingen te beëindigen, beveelt de Geschillenkamer Voetbal Vlaanderen aan:
- als individuele maatregel, de nadelige gevolgen van de discriminatie ongedaan te maken door de indiener van de klacht te laten deelnemen aan de testen voor de categorie waar hij deel van uitmaakte aan het begin van voetbalseizoen 2022-2023;
- als individuele maatregel, de sancties tegen de indiener van de klacht te beëindigen;
- als structurele maatregel, in de toekomstige werkingsmodaliteiten steeds dezelfde deelnamemogelijkheden aan de fysieke testen per voetbalseizoen te voorzien voor (assistent-)scheidsrechters die omwille van gezondheidstoestand een seizoen “buiten kader” werden geplaatst als voor andere (assistent-)scheidsrechters;
- als structurele maatregel, te waarborgen dat iedere klachtenbehandeling voldoet aan de procedurele vereisten en dat dit ook aantoonbaar is. Daarbij moet voldoende gemotiveerd worden waarom een beslissing in een bepaalde zin werd genomen;
- als structurele maatregel, waarborgen in te bouwen tegen represailles in haar procedure voor de behandeling van discriminatieklachten.
Voetnoten
[1] Art. 13 §5 VMRI-decreet.
[2] Art. 13 §4 VMRI-decreet.
[3] Artikel 16, §6, VMRI-Decreet.
[4] Artikel 16, §6, VMRI-Decreet.
[5] Voetbal Vlaanderen, Werkingsmodaliteiten Arbitrage 2022-23, p. 30-32.
[6] Voetbal Vlaanderen, Centre of Refereeing Excellence (CORE) 2023-2024, p. 2.
[7] Voetbal Vlaanderen, Werkingsmodaliteiten Arbitrage 2023-2024, p. 5-7.
[8] Voetbal Vlaanderen, Werkingsmodaliteiten Arbitrage 2023-24, p. 24.
[9] Art. 13 §5 VMRI-decreet.
[10] Art. 13 §4 VMRI-decreet.
[11] Overeenkomstig de vereisten in art. 13, §5 VMRI-decreet.
[12] Parl. St. Vlaanderen 2021-2022, nr. 1357/1, 34.
[13] Volgens de beklagprocedure in artikel 20 VMRI-decreet. Parl. St. Vlaanderen 2021-2022, nr. 1357/1, 34.
[14] Artikels 16-18 Besluit samenstelling en procedure Geschillenkamer.
[15] Artikel 13 §3 VMRI-decreet.
[16] Artikel 16, §1 Gelijkekansendecreet.
[17] Artikel 16, §2 Gelijkekansendecreet.
[18] Zie bv. Hof van Justitie 23 mei 1996, C-237/94, John O’Flynn t. Adjudication Officer, § 20-21.
[19] Artikel 16, §1 en 2 Gelijkekansendecreet.
[20] Artikel 36, §1 Gelijkekansendecreet.
[21] Zie in dezelfde zin bv. Hof van Justitie 19 juni 2014, C-501/12 t.e.m. C-506/12, C-540/12 en C-541/12, Thomas Specht e.a. t. Land Berlin en Rena Schmeel e.a. t. Bundesrepublik Deutschland, §77-78.
[22] Voetbal Vlaanderen, Werkingsmodaliteiten arbitrage 2024-2025, p. 41.
[23] Zie in dezelfde zin bijvoorbeeld: Nederlands College voor de rechten van de mens 25 juli 2024, oordeelnummer 2024-62, §5.3; Nederlands College voor de rechten van de mens 12 juni 2024, oordeelnummer 2024-52, §5.3 en Nederlands College voor de rechten van de mens 14 december 2023, oordeelnummer 2023-132, §5.1.
[24] Artikel 37, §1 Gelijkekansendecreet.
[25] Zie ook Hof van Justitie 22 september 1998, C-185/97, B.J. Coote t. Granada Hospitality Ltd., §24; Hof van Justitie 20 juni 2019, C-404/18, Jamina Hakelbracht e.a. t. WTG Retail BVBA, §33.
[26] Artikel 37, §2, 1°-2° Gelijkekansendecreet.
[27] Artikel 37, §3 Gelijkekansendecreet.
[28] Artikel 37, §3 Gelijkekansendecreet.
[29] Artikel B3.11 Bondsreglement.