Overslaan en naar de inhoud gaan

Voetbal Vlaanderen discrimineert niet door een zekere beschikbaarheid te vereisen van scheidsrechters die willen promoveren

info

Samenvatting oordeel

Situatie

De indiener van de klacht is een alleenstaande vader. In het voetbalseizoen 2023-2024 was hij actief als scheidsrechter in de tweede afdeling van het provinciaal voetbal. In mei 2024 nam hij deel aan een promotieronde voor scheidsrechters. Hij behaalde goede scores op de evaluatie van zijn prestaties op het veld. Voetbal Vlaanderen sloot hem evenwel uit van promotie omdat hij onvoldoende beschikbaar was geweest om wedstrijden te leiden tijdens weekends. 

Voetbal Vlaanderen vereist van haar scheidsrechters dat zij een minimum aan beschikbaarheid hebben om wedstrijden te leiden tijdens weekends. In het provinciaal voetbal is deze beschikbaarheidsvereiste minimum 50% van de weekends waarop officiële speeldagen worden georganiseerd. De indiener van de klacht voldeed hier niet aan en kreeg daarom geen toegang tot promotie, ongeacht zijn goede prestaties op het veld. 

Hij stelt dat hij niet kon voldoen aan de beschikbaarheidsvereiste omdat hij een alleenstaande vader is die om de twee weekends zijn dochter bij hem heeft. Hij meent dat er sprake is van discriminatie op grond van burgerlijke staat, gezinssituatie en leeftijd. Hij stelt dat Voetbal Vlaanderen ook discrimineert op grond van geslacht en leeftijd, nu zij een voorrangsregel hanteert waaronder vrouwen en jongere scheidsrechters voorrang krijgen tot promotie als er meer geslaagde kandidaten zijn dan er promotieplaatsen zijn.

Beoordeling door de Geschillenkamer

Voorafgaande bemiddeling is geen ontvankelijkheidsvereiste

Volgens Voetbal Vlaanderen is de klacht in zijn geheel niet ontvankelijk, omdat er geen bemiddeling zou hebben plaatsgevonden binnen het Vlaams Mensenrechteninstituut. De Geschillenkamer merkt op dat de bemiddeling niet is opgenomen in artikel 13, §3 van het VMRI-decreet, het artikel waarin wordt bepaald wanneer een klacht onontvankelijk is. De bemiddeling maakt dus geen deel uit van de ontvankelijkheidsvereisten. Het komt niet aan de Geschillenkamer toe om zich uit te spreken over het verloop of de uitkomst van de bemiddeling door het Vlaams Mensenrechteninstituut.  De klacht is dan ook niet onontvankelijk wegens een gebrek aan voorafgaande bemiddeling.

Geen belang bij betwisten voorrangsregels promotie

De Geschillenkamer besluit dat de indiener van de klacht onvoldoende heeft aangetoond dat hij over het nodige belang beschikt om de voorrangsregels te betwisten, omdat hij  er geen impact van ondervindt en ook niet zou kunnen ondervinden. In de specifieke omstandigheden van de zaak zijn voor de Geschillenkamer onvoldoende elementen aangebracht waaruit blijkt dat de indiener van de klacht ongunstig zou kunnen worden geraakt door de voorrangsregels tijdens de betrokken promotieronde. Omdat hij sinds eind 2024 geen scheidsrechter meer is, kan hij sindsdien ook niet meer worden geraakt door de voorrangsregels.  

De indiener van de klacht stelt nog dat, ook al zouden de voorrangsregels geen impact hebben op zijn persoonlijke situatie, dit niet wegneemt dat ze discriminerend zijn. Als de Geschillenkamer de klacht over de voorrangsregels echter enkel op die manier zou behandelen, zou dit neerkomen op de beoordeling van een actio popularis (een klacht in het algemeen belang dat iedere persoon erbij heeft dat het Gelijkekansendecreet wordt nageleefd). De Geschillenkamer is niet bevoegd voor de beoordeling van dergelijke klachten in het algemeen belang. De klacht over de voorrangsregels is dan ook onontvankelijk. 

Geen discriminatie door beschikbaarheidsvereiste voor toegang tot promotie

De Geschillenkamer moest beoordelen of de beschikbaarheidsvereiste om promotie te kunnen maken een indirecte discriminatie vormt. Zij stelt vast dat de beweerde discriminatie zich op het raakvlak bevindt van burgerlijke staat, gezinssamenstelling en leeftijd. De indiener van de klacht stelt immers dat hij niet kon voldoen aan de beschikbaarheidsvereiste omdat hij én alleenstaand is (burgerlijke staat) én een dochter heeft (gezinssamenstelling). Hij stelt ook dat jongere scheidsrechters die mindere prestaties neerzetten wel promoveren (leeftijd).

De Geschillenkamer stelt vast dat de beschikbaarheidsvereiste een neutraal geformuleerde regel is, aangezien de regel geldt voor alle scheidsrechters die willen promoveren en geen direct onderscheid maakt op grond van beschermde kenmerken.

De Geschillenkamer is echter van oordeel dat de indiener van de klacht onvoldoende aannemelijk maakt dat Voetbal Vlaanderen hem heeft benadeeld  als alleenstaande vader van een bepaalde leeftijd. De Geschillenkamer ziet onvoldoende elementen om in deze zaak te veronderstellen dat de groep van scheidsrechters waartoe de indiener van de klacht behoort (alleenstaande vaders)  meer of anders zouden worden getroffen of benadeeld  door de beschikbaarheidsvereiste dan andere personen (bijvoorbeeld scheidsrechters zonder kinderen). Andere scheidsrechters kunnen evenveel redenen als of andere verplichtingen dan alleenstaande vaders hebben om niet aan de beschikbaarheidsvereiste te voldoen. Uit de stukken blijkt ook niet dat de beschikbaarheidsvereiste voordeliger zou zijn voor jongere scheidsrechters. Voetbal Vlaanderen toont integendeel aan dat de gemiddelde leeftijd van scheidsrechters in de afdeling waarnaar de indiener van de klacht wilde promoveren, hoger is dan zijn leeftijd (destijds). De indiener van de klacht voert, naast het feit dat hij tijdens de helft van de weekends zijn dochter bij hem heeft, ook geen andere feiten aan die toch een vermoeden van discriminatie zouden kunnen doen ontstaan.

Oordeel

De Geschillenkamer oordeelt dat:

  • het onderdeel van de klacht over de voorrangsregels voor vrouwen en jongere scheidsrechters bij promotie, niet ontvankelijk is, omdat de indiener van de klacht niet aantoont dat hij over het vereiste belang beschikt om deze voorrangsregels te betwisten;
  • het onderdeel van de klacht over de beschikbaarheidsvereiste op geldige wijze aan de Geschillenkamer werd bezorgd en wel ontvankelijk is;
  • de beschikbaarheidsvereiste geen discriminatie inhoudt op grond van burgerlijke staat, gezinssamenstelling of leeftijd overeenkomstig het Gelijkekansendecreet.

Download het oordeel

Ook interessant